Welkom op mijn netvlies.

Translate

donderdag 20 januari 2011

Een stukje uit het boek: 'Een ongewoon gesprek met God' van Neale Donald Walsch

Er zijn mensen die zeggen dat het leven een leerschool is, dat wij hier zijn om bepaalde lessen te leren en dat wij, zodra we ‘geslaagd’ zijn, grotere doelen kunnen gaan najagen, niet langer gehinderd door het lichaam. Klopt dit? 



Ook dit is onderdeel van jullie mythologie, gebaseerd op menselijke ervaring. 

Het leven is geen leerschool? 

Neen. 

Wij zijn niet op aarde om te leren? 

Neen. 

Maar waarom zijn wij dan hier? 

Om je te herinneren en te her-scheppen wie je bent. 
Ik heb het jullie al keer op keer verteld. Jullie geloven mij niet. 
Nochtans zou dat wel zo moeten zijn. Want werkelijk, als je jezelf niet schept zoals je echt bent, kun je het ook niet zijn. 

Ok, ik kan u niet meer volgen. Laten we terugkomen op die leerschool. Ik heb leraar na leraar horen vertellen dat het leven als een school is. Het schokt mij oprecht te horen dat u dat ontkent. 

Je gaat naar school als er iets is wat je niet weet en je het wilt leren. Je gaat er niet naar toe als je iets al weet, gewoon om je slimheid te ervaren. Het leven (zoals jij het noemt) biedt jou de mogelijkheid empirisch, door ervaring, te kennen wat je conceptueel, in je geest, al weet. Je hoeft niets te leren om dit te doen. Je hoeft je slechts te herinneren wat je al weet en moet dan van daaruit handelen. 

Ik geloof niet dat ik het begrijp. 

Laten we hiermee beginnen. De ziel, jou ziel, weet te allen tijde alles wat er te weten valt. Voor haar is niets verstopt of onbekend. Weten is echt niet voldoende. De ziel streeft naar ervaring. Je weet wellicht van jezelf dat je vrijgevig bent, maar zolang je niets doet wat die vrijgevigheid aantoont, heb je alleen maar een concept. Je weet wellicht van jezelf dat je aardig bent, maar zolang je niet aardig bent voor een ander, heb je alleen maar een idee over jezelf. Het is het enige verlangen van je ziel haar meest verheven concept over zichzelf om te zetten in haar meest verheven ervaring. Totdat het concept ervaring word, bestaat er slechts speculatie. Ik heb lange tijd over mijzelf gespeculeerd. Langer dan jij en ik ons samen kunnen herinneren. Langer dan de eeuwigheid van het universumkan meten. Begrijp je nu hoe jong, hoe nieuw de ervaring van mijzelf is? 

Ik kan u weer niet volgen. Uw ervaring van uzelf? 

Inderdaad. Laat mij het je op deze manier uitleggen. Dat wat is is alles wat er was in den beginne, en er was niets anders. Maar alles dat is kon zichzelf niet kennen, omdat alles dat is alles is wat er was, en er was niets anders. En daarom bestond alles dat is eigenlijk niet. Want bij afwezigheid van iets anders bestaat alles dat is niet. Dit is het grote zijn/niet-zijn waarnaar mystici vanaf het begin der tijden hebben verwezen. Nu wist alles dat is dat het alles was wat er was, maar dat was niet genoeg, want het kon zijn volmaakte grootsheid alleen conceptueel kennen en niet empirisch. Maar het verlangde juist ernaar zichzelf te ervaren, want het wenste te weten hoe het voelt om zo schitterend te zijn. Niettemin was dit onmogelijk, omdat het begrip ‘schitterend’ een relatief begrip is. Alles dat is kon niet weten hoe het voelde om schitterend te zijn, tenzij ‘dat was is’ ten tonele zou verschijnen. Bij afwezigheid van ‘dat was niet is’, bestaat dat wat is niet. Kun je mij nog volgen? 

Ik geloof van wel. Ga door. 

Prima. Het enige dat alles wat is wist, is dat er niets anders was. En daarom kon en zou het nooit zichzelf kennen vanuit een referentiepunt buiten zichzelf. Dat punt bestond niet. Er bestond slechts een referentiepunt en dat was enkelvoudig, binnenin. Het is/is-niet, het ik-ben/ik-ben-niet. Nochtans koos het al omvattende Al ervoor zichzelf empirisch te leren kennen. Deze energie, deze zuivere, onzichtbare, onhoorbare, onwaarneembare en daarom door niemand anders gekende energie, koos ervoor zichzelf te ervaren in de volmaakte grootsheid die ze was. Om dit te bereiken, besefte het dat het een referentiepunt binnenin moest gebruiken. Het redeneerde, tamelijk correct, dat enig deel van zichzelf noodzakelijkerwijs kleiner zou zijn dan het geheel. Als het zich bijgevolg eenvoudigweg in delen zou splitsen, kon elk deel, kleiner immers dan het geheel, terugkijken op de rest van zichzelf en grootsheid zien. En aldus splitste alles wat is zich op en werd in een glorieus moment ‘dat wat dit is’ en ‘dat wat dat is’. Voor het eerst bestonden dit en dat, buiten en naast elkaar. En toch bestonden beiden tegelijkertijd. Net als alles-dat-geen-van-beide-was. 

Er bestonden dus opeens drie elementen: Dat wat hier is, dat wat daar is, en dat wat hier noch daar is, maar dat moet bestaan opdat hier en daar kunnen bestaan. Het is het niets dat het Al in zich sluit. Het is de niet ruimte die de ruimte omvat. Het is het Al dat de delen in zich bergt. 

Bron: 'Een ongewoon gesprek met God' van Neale Donald Walsch 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten