De vogel...
Op een dag zagen de mensen
een prachtige vogel. Zijn veren waren diep blauw; zijn vleugels waren
fel rood. Hij zong als een nachtegaal. Hij vloog als een paradijsvogel.
Hij keek als een kolibrie.
Iedereen dacht dat het een heilige vogel was.
De koning van Lu gaf zijn mannen opdracht de heilige vogel te vangen.
De koning was van plan hem een plaats te geven in zijn vooroudertempel.
De heilige vogel kreeg alles wat hij maar wilde. Zijn kooi was van puur goud en fijn zilver.
Muzikanten
maakten muziek voor hem. Danseressen dansten voor hem. Dichters zeiden
gedichten voor de vogel. Vertellers vertelden de heilige vogel verhalen.
De koning liet het lekkerste eten voor de vogel klaarmaken: gebraden
varken, geparfumeerde rijst, geurige thee. Maar de vogel in zijn kooi at
niet.
Hij keek niet naar de danseressen. Hij luisterde niet naar de
dichters en vertellers. Hij wilde geen muziek horen. Zijn diepblauwe
veren werden flets. Zijn felrode vleugels verbleekten.
In zijn kleine kooi kon de vogel niet vliegen als een paradijsvogel.
Hij had geen zin meer in zingen als een nachtegaal.
Zijn ogen leken op ogen van een doodzieke mus. Na drie dagen gevangenschap stierf de vogel.
De
koning was ontroostbaar. Hij begreep even niet waarom de vogel was
doodgegaan. Hij had hem toch precies zo behandeld als hij zelf behandeld
wilde worden.
En de vraag kwam bij hem op: “Leef ik niet ook in gevangenschap?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten