Wees onbekommerd…
Bladeren vallen ook zonder tegenstribbelen
wel naar beneden.
Er leefde ooit een groot en beroemd krijgsman. Regelmatig kwamen er jongeren bij hem om opgeleid te worden. Op een dag kwam een jonge krijger bij het huis van de man aan. Hij was vast besloten de eerste te zijn die de oude krijger zou verslaan. Behalve sterk, was de jonge krijger ook sluw en wist iedere zwakheid van zijn tegenstander uit te buiten. Hij had de gewoonte om te wachten tot die als eerste in de aanval zou gaan om te zien waar die zwakheden lagen, en sloeg dan met genadeloze kracht en snelheid toe. Niemand had het in een gevecht lang tegen hem uitgehouden. Tegen de raad van zijn bezorgde studenten in, accepteerde de oude krijger de uitdaging van zijn jongere opponent.
Toen de twee tegenover elkaar stonden, klaar voor het gevecht, begon de jonge uitdager de oude krijger uit te schelden en grove beledigingen naar zijn hoofd te slingeren. Hij begon ook, letterlijk, met modder te gooien en spuugde hem verschillende keren in het gezicht.
Minutenlang bleef hij zo door razen. Maar de oude krijger reageerde niet. Kalm en bewegingsloos liet hij de storm over zich heen gaan.
Toen de jonge krijger zichzelf tenslotte had uitgeput, gaf hij het op. Beschaamd draaide hij zich om en stapte van de gevechtsplaats af. Ontdaan en teleurgesteld over het feit dat hij zich in het openbaar zo vreselijk had laten beledigen en vernederen, kwamen de studenten om hun meester heen staan en vroegen hem: ‘Hoe kon u dat nu over u heen laten gaan? Zoiets vernederends! Waarom hebt u dat allemaal over uzelf laten zeggen?’
De man zweeg eerst een tijdje, ondertussen elk van zijn studenten diep in de ogen kijkend.
Toen antwoordde hij: ‘Als iemand je iets wil geven, maar je neemt het niet aan, van wie is het dan?’
Bladeren vallen ook zonder tegenstribbelen
wel naar beneden.
Er leefde ooit een groot en beroemd krijgsman. Regelmatig kwamen er jongeren bij hem om opgeleid te worden. Op een dag kwam een jonge krijger bij het huis van de man aan. Hij was vast besloten de eerste te zijn die de oude krijger zou verslaan. Behalve sterk, was de jonge krijger ook sluw en wist iedere zwakheid van zijn tegenstander uit te buiten. Hij had de gewoonte om te wachten tot die als eerste in de aanval zou gaan om te zien waar die zwakheden lagen, en sloeg dan met genadeloze kracht en snelheid toe. Niemand had het in een gevecht lang tegen hem uitgehouden. Tegen de raad van zijn bezorgde studenten in, accepteerde de oude krijger de uitdaging van zijn jongere opponent.
Toen de twee tegenover elkaar stonden, klaar voor het gevecht, begon de jonge uitdager de oude krijger uit te schelden en grove beledigingen naar zijn hoofd te slingeren. Hij begon ook, letterlijk, met modder te gooien en spuugde hem verschillende keren in het gezicht.
Minutenlang bleef hij zo door razen. Maar de oude krijger reageerde niet. Kalm en bewegingsloos liet hij de storm over zich heen gaan.
Toen de jonge krijger zichzelf tenslotte had uitgeput, gaf hij het op. Beschaamd draaide hij zich om en stapte van de gevechtsplaats af. Ontdaan en teleurgesteld over het feit dat hij zich in het openbaar zo vreselijk had laten beledigen en vernederen, kwamen de studenten om hun meester heen staan en vroegen hem: ‘Hoe kon u dat nu over u heen laten gaan? Zoiets vernederends! Waarom hebt u dat allemaal over uzelf laten zeggen?’
De man zweeg eerst een tijdje, ondertussen elk van zijn studenten diep in de ogen kijkend.
Toen antwoordde hij: ‘Als iemand je iets wil geven, maar je neemt het niet aan, van wie is het dan?’
Uit: Het geluk van TAO
Geen opmerkingen:
Een reactie posten